Koppermaandag is de eerste maandag na Driekoningen (6 januari). Op die dag hielden de gilden traditioneel een feestdag. De gildebrieven werden voorgelezen en de privileges die de leden van het gilde genoten, werden opgesomd. Vervolgens trokken de gildelieden de stad in om geld in te zamelen dat vervolgens werd verbrast. Zo sloten zij de donkere periode rond de kortste dag af.  De naam stamt waarschijnlijk van kopperen dat “feestvieren” of “smullen” betekent, via kop dat staat voor “beker”.

Toen in de 18e eeuw de gilden werden afgeschaft, bleef de traditie van de feestdag alleen in stand onder de drukkers. De gezellen van de drukkers drukten als proeve van vakbekwaamheid een speciale prent met een heilwens erop, de Koppermaandagprent, die zij op Koppermaandag aan de meesterdrukkers en de eigenaar van de  drukkerij overhandigden. In de 19e eeuw werden Koppermaandagprenten aan relaties gestuurd, als geschenk. In de loop van de 20e eeuw ging het ritueel vrijwel verloren, doordat men in plaats van Koppermaandagprenten, Kerst en Nieuwjaarskaarten ging versturen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebruik deels weer in ere hersteld. In 1948 gebeurde dat in Haarlem, de stad van Laurens Janszoon Coster, en in  ‘s Hertogenbosch, en Gouda. Verscheidene contribuanten van de Stichting drukwerk in de Marge  vervaardigen  nog ieder jaar een  Kopperprent; zo ook de Drukkerswerkplaats Gouda.

De Koppermaandagprent van de Goudse drukkerswerkplaats is dit jaar gewijd aan Erasmus, als opmaat voor de tentoonstelling “Erasmus: ik wijk voor niemand” die 5 februari opent in Museum Gouda.

Op dit moment wordt in deze drukkerswerkplaats, iedere woensdag, gewerkt aan een bibliofiele versie van de Bundel van zijn zes jeugdverzen uit zijn Goudse tijd.